h

Buurten in de Wijken

12 mei 2008

Buurten in de Wijken

Op de laatste partijraad van 26 april jl. hadden we een interessante spreker te gast namelijk Pieter Winsemius, voormalig minister van VROM en VVD er. Tevens is hij nauw betrokken bij het rapport ‘Vertrouwen in de buurt’. Hij vertelde dat hij, toen hij in de kamer zat vroeger, wel eens dacht wat zeurt die SP weer over die volktuintjes, tot hij in de gaten kreeg dat die volkstuintjes voor veel kleinbehuisde mensen hun eigen paradijsje is.

Deze liberaal is beslist geen theoreticus maar heeft een hoop praktijkervaring opgedaan in de achterstandswijken. Overigens vindt hij dat je niet meer mag spreken over wijken maar over buurten. Buurtbewoners moeten elkaar, de overheid en de politiek weer willen kunnen vertrouwen. Maar ook de bestuurders moeten weer vertrouwen krijgen in de mensen in de buurten.
Behalve achterstandswijken moet je ook spreken van voorstandswijken volgens Winsemius. Met een keer per jaar een barbecue creëer je weinig binding in de voorstandswijk. Terwijl de achterstandwijken buurten zijn waar veel onrust en wanorde heerst. Het gaat er dan niet om dat er in die buurten veel allochtonen wonen maar wel in het tempo waarin het een en ander heeft kunnen gebeuren. In een tijdsspanne van een aantal jaren herkennen de oude bewoners hun eigen buurten niet meer, verschansen zich en kijken met argwanend oog naar de bestuurders in hun wijk of gemeente.
De scholen in de buurten zouden een belangrijke rol moeten spelen maar doen dat vooralsnog niet. Door de fusies zijn ze niet meer met de buurt verbonden en komen de leerlingen van heinde en verre. Buurtscholen kunnen een veel betere functie hebben dan de dooie plekken die het nu in de avonduren zijn. Voor kinderen bij wie het thuis en op straat al een chaos is, is de school vaak de enige plaats waar ze nog enig houvast hebben. Dan is het heel erg dat er schooluitval is en wel onder meest kwetsbare groep. Wat je ziet is dan een hoog percentage van beginnende criminaliteit bij jongens en psychische problemen bij meisjes.
Wat er nodig is, in de kwetsbare buurten, is eerst het herstel van orde, zegt Winsemius. Het moet er weer veilig zijn. Dan moet de openbare ruimte teruggegeven worden aan de buurtbewoners. Dus geen bordjes ‘hier geen samenscholing’ - want ‘nul samenscholing’ kan nooit de bedoeling zijn van een buurt. Integendeel. Maar dan moet het er wel leuk en schoon zijn. Er moet ruimte zijn waar jongeren kunnen voetballen. Mensen moeten juist de straat weer op.
Met twee groepen in de buurten gaat het moeilijk, zegt Winsemius. De zwarte alleenstaande moeders met een grote afstand naar de arbeidsmarkt, en dat zijn de witte senioren. Dat zijn de mensen die vinden dat hun buurt is ‘verzwart’, ze hebben nog wel hun bingo, maar ze hebben niet langer het gevoel dat de buurt nog van hen is. Hoe krijg je die weer aan boord, zodat ze zich weer betrokken voelen? En waar de witte senioren in de buurt actief zijn, krijg je vaak te maken met het ‘grijze gestaalde kader’ die erg dominant zijn en leden van andere groepen afstoten. Sommige van die witte senioren zouden eerst eens ‘uit moeten burgeren’.
De jeugd vormt ook een probleem. De jongens en meisjes ontsporen aan alle kanten, hoe krijgen we die weer in het gareel? Het begint al mis te gaan met de schooluitval. Tegen de scholen moet gezegd worden:’ Laat ze niet gaan zonder diploma’ en betrek de ouders er zoveel mogelijk bij. Dat kost natuurlijk extra geld maar de trajecten voor ontspoorde jongeren zijn veel en veel duurder. Dan heb je families met schulden, slechte behuizing, werkloosheid, verslavingsproblemen, enzovoorts, en dan gaat het niet alleen om schooluitval omdat de jongeren thuis te weinig steun en begeleiding krijgen, dan wordt het maatschappelijke uitval.
Voor buurten geldt hetzelfde. Als mensen de gelegenheid krijgen om zich met hun buurt te bemoeien horen ze erbij. Maar als er teveel opgestapelde problemen zijn, dan keren mensen zich naar binnen, keren zich van de buurt af.
Terug naar de jongeren. Wat die nodig hebben is zowel structuur als verbondenheid. Niet de harde aanpak in plaats van de zachte. Want we weten al dat alletwee niet werken. Winsemius vergelijkt dat het met africhten van een hond: tegen een hond zeg je hier, zit! je stelt regels, tegelijk laat je hem weten dat hij de allerliefste hond is. Regels en grenzen aan de ene kant, en tegelijkertijd - noem het maar liefde. Dat is niet zo makkelijk, maar het kan, zegt Winsemius, en ik kan dat met mijn ervaring uit de hulpverlening bevestigen. Werken met daders van geweld, begrijp je ze alleen maar, dan veranderen ze niet, straf je ze alleen maar dan veranderen ze ook niet, het enige dat echt werkt is een dubbele houding: je gedrag keur ik af, maar met jou als persoon wil ik wel verder.
Waar het op neer komt is dat er in buurten groepen mensen zijn waarmee het niet zomaar vanzelf goed gaat. Die moet je een handreiking doen. Winsemius noemt ook de mensen in dorpen, die daarbinnen heel actief en autonoom zijn, maar de drempel niet kunnen nemen naar de regenten. Ze geloven niet dat ze buiten hun dorp de wereld kunnen beïnvloeden. Ze zijn niet gewend dat er iemand echt naar ze luistert. Daarvoor moeten politici, partijkader, de brugfunctie leveren.
Een probleem, wordt er uit de zaal gezegd, is dat veel van de projecten voor jongeren mislukken. Ja, zegt Winsemius, dat heeft er mee te maken dat veel van het welzijnswerk de nek is omgedraaid. En dat er een jojobeleid is, te veel kortdurende projecten, te veel snel willen scoren, en dan komt er weer een ander politiek bestuur en dan moet het weer anders.
En dan de woningcorporaties, die moeten weer wooncorporaties worden, want het gaat niet om het stapelen van stenen, maar over wonen. En Rouvoet moet ook niet denken dat het neerzetten van een nieuw gebouw de oplossing is, als er geen beleid is in de jeugdzorg.

Jos v.d. Horst (met dank aan Anja Meulenbelt)

U bent hier